top of page
Search
  • Writer's pictureMiek

Een liefdevolle schop onder den hol....

Ik heb me zojuist aan dhr voorgesteld en verteld dat ik de zuster van de avonddienst ben.

Dhr heeft me geen seconde aangekeken terwijl ik dit deed.

Meneer ligt op een 4p kamer in bed-C, bij het raam. Hij werd geopereerd aan een complexe breuk van zijn enkel. Overmorgen wordt er een röntgenfoto gemaakt en beoordeeld of dhr misschien voor her-ok zal moeten gaan.

Aan alles is duidelijk te merken dat hij hier niet wilt zijn.

Nou zijn er maar weinig mensen hoor, die graag doodziek of met een breuk in het ziekenhuis verblijven. Maar deze meneer steekt het niet onder stoelen of banken en valt - op zijn zachtst gezegd- onder de categorie: zeer knorrige brombeer.

Als ik in gesprek ben met de Amsterdamse oudere dame die naast dhr verblijft hoor ik gemopper en wordt ik door dhr geroepen.


Knorrige Brombeer: Zuster!! Grrrmmmpffff. Mijn infuus doet pijn!!

Zuster: Oh jee.

De patiënte rolt met haar ogen. En zegt met een bemoedigende blik: "Ga maar kind!".

Z: Ik kom eraan!

KB: Hmmmpffff...

Dhr zucht en mompelt iets onverstaanbaars.


Ik loop naar hem toe, pak de hand waar het infuus in zit en inspecteer deze.

Z: Doet het infuus pijn aan uw hand?

KB: Ja, dat zei ik toch?

Zegt dhr zonder me aan te kijken.

Z: "Nou, u zei dat u pijn heeft aan uw infuus". "Maar dan weet ik nog niet waar in uw lichaam".


Met een flauw grapje probeer ik het ijs te breken.

Verkeerd gegokt.

Dhr kijkt me aan alsof ie het in Keulen heeft horen donderen...


Z: Eens even kijken, ik zie niets da...

KB: JAHAAA, maar IK voel toch dat IK pijn heb aan mijn infuus!

onderbreekt dhr mij.


We kijken elkaar recht in de ogen aan.

Ik adem in en begin mijn zin rustig opnieuw


Z: Ik zie niets dat mij zorgen baart meneer.

Geen zwelling, of roodheid.

Het infuus loopt goed door en lijkt goed te zitten.

KB: Maar het doet pijn!

Z: Ik roep er even iemand bij. Ik kom zo terug.

KB: Zucht. Kreun. Grrrhhhmmppffff!


Ik vraag een collega om een dubbelcheck. Want misschien zie ik iets over het hoofd.

Ze ziet ook niets en vertrekt van de kamer om verder te gaan met haar eigen werkzaamheden.


Z: Is het pijnlijker geworden sinds u het infuus heeft? Vraag ik.

Dhr kijkt me niet begrijpend aan.

Z: Ik bedoel: Is het anders gaan voelen?

KB: Het doet al pijn sinds het erin zit. Of nou ja, pijn.

Onaangenaam.

Z: Is het onaangenamer dan eerst?

KB: Nee, hetzelfde.

Z: Er is dus eigenlijk niets veranderd sinds u het infuus heeft?

KB: NEEN. Dat zeg ik toch?!


De gedachte komt bij me op dat er wellicht iets anders speelt,

maar ik kan de vinger er nog niet op leggen wat dat is.


Z: U heeft het infuus nodig voor de antibiotica.


Ik leg dhr uit waarom hij deze krijgt en waarvoor dat belangrijk is.


KB: Nou, ik kan dat toch ook als pil nemen?

Dan kan ik naar huis.

Ik ben hier nu alleen maar voor het infuus.

Ik wil naar huis.


Z: Via het infuus heeft de antibiotica een beter effect. Daarom hebben de artsen dit zo voorgeschreven. Overmorgen wordt er een röntgenfoto gemaakt van uw enkel gemaakt om te beoordelen of de breuk goed aan het genezen is.

Als dat zo is en het gaat goed met u én u kunt zich goed redden met krukken, dan mag u misschien daarna naar huis.

Als ik dit infuus er nu uithaal, zal ik iemand vragen om een nieuwe te komen prikken. Dat lijkt me ook niet heel wenselijk, gezien uw infuus nog goed lijkt te zitten en ik tot dusver geen complicaties waarneem.


Dhr kijkt me niet aan. Zucht diep en bromt iets overstaanbaars.

Ik merk dat het stil is geworden op de kamer en dat de ander patiënten meeluisteren. Ik hoor dat ze geïrriteerd reageren op het gemopper van dhr en de dame naast hem zie ik met haar ogen rollen. Het gordijntje tussen hun bedden is gesloten dus dhr kan het zelf niet zien.


Z: Wilt u het me laten weten als er roodheid of een zwelling optreed bij de insteekopening van uw infuus?

KB: Ja.

Zegt dhr kortaf en blijft star naar buiten kijken.

Z: Oke. Ik hoor het graag als ik iets voor u kan betekenen.


Ik ga verder met de zorg voor de andere patiënten op de kamer.

Af en toe hoor ik dhr iets in zichzelf brommen of zuchten.

Ik laat hem maar even.

Hij is duidelijk niet in zijn hum.

Als ik een uur later de medicijnen kom delen, grist hij deze uit mijn handen.

Ik vraag of hij goed zit om de maaltijd te nuttigen die zojuist gebracht is.

KB: Nee, natuurlijk niet. Ik lig helemaal onderuitgezakt.

Z: Ik wil u wel helpen rechtop te zitten?


Dhr gromt weer iets onverstaanbaars.


Z: Ik versta niet wat u zegt.

KB: Ik wil hier helemaal niet zijn!

Z: Dat begrijp ik meneer.

Ik denk dat ik nog nooit een patiënt heb ontmoet die blij was hier te zijn.

Maar u gedraagt zich nu onvriendelijk.

Dat maakt het er niet beter op.

Ik ben hier om u te helpen.

KB: Help me dan rechtop te zitten!


Ik help dhr rechtop te zitten en wens hem eet smakelijk.

Dhr zegt niets terug.


Als ik aan mijn avondronde begin, merk ik, dat ik er tegen opzie, om de kamer op te gaan waar dhr verblijft. En besluit dat als eerste te doen, dan heb ik dat maar gehad.


Z: Goedenavond meneer, ik k...

KB: Sjeess, wat nou weer?

Z: Ik kom de controles doen. De bloeddruk meten en uw temperatuur.

KB: Nou, dat is vanmiddag ook al gedaan.

Z: Dat doen we vlak na een operatie meerdere keren per dag om in de gaten te houden of er geen afwijkingen zijn. Die zouden bijvoorbeeld kunnen aangeven dat er zich een ontsteking ontwikkeld of dat er een bloeding is.

KB: Sjonge jonge. Nou doe maar dan.

Dhr steekt agressief zijn arm uit.


Ik sluit de gordijnen rondom het bed en ga in de vensterbank zitten waar dhr naar buiten kijkt. Ik doe even niets en kijk naar dhr.

Ik adem in en uit.


Z: Meneer. Ik weet dat u hier niet wilt zijn. Dat u er... ja, dat u er van baalt om hier te zijn.

Ik heb al eerder benoemd dat uw houding uiterst onvriendelijk is.

KB: Ja, dat hebben er al meer van jullie gezegd, maar dat bedoel ik helemaal niet zo.

Z: Dat denk ik ook. Maar het komt wel vervelend over.

KB: Ja maar jullie komen hier maar steeds binnen denderen met allemaal dingen die jullie moeten doen en daar irriteer ik me aan.

Z: Zou u dan een praatje willen maken?

KB: Ja misschien.

Z: Dat zou ik ook wel willen. Alleen heeft uw houding ervoor gezorgd dat ik dacht:

"Nou, ik ga maar als eerste naar meneer toe en zorg dat ik snel klaar ben voordat ik weer een snauw krijg".

Ik kan me voorstellen dat mijn collega's dat wellicht ook hebben gedacht als u eerder heeft teruggekregen dat u onvriendelijk overkomt.

KB: Ja maar ik wil hier ook niet zijn. Ik wil naar huis!

Z: Is er iets dat ik voor u kan doen om de tijd dat u hier bent want aangenamer te maken?

KB: Ik weet niet wat.


Dhr krijgt een traantje in zijn ogen. Ik heb met hem te doen. Hij zit zichzelf duidelijk in de weg en het lijkt alsof ie niet goed weet waar hij behoefte aan heeft en/of hoe hij dit duidelijk moet maken.

Ik leg mijn hand op zijn schouder en geef hem een kneepje.

Z: Laat het maar gaan. We zijn allemaal mensen.

Is er iemand in uw omgeving met wie u een praatje kunt maken? Waar u uw ei kwijt kunt?

KB: Niet echt.

Z: Weet u dat wij hier ook geestelijk verzorgers hebben in huis? Mensen aan wie u uw verhaal kunt vertellen, die naar u luisteren en handvatten geven om daarmee om te gaan?

KB: Dat wist ik niet.

Z: Zou u het fijn vinden als ik iemand in consult vraag, zodat u daarmee kunt praten?

KB: Ik denk het wel.

Z: Dan zal ik dat doen. Wat doet u zoal hier gedurende de dag?

Behalve zusters afkatten? Grap ik.


Dhr lacht schamper.

KB: Ik hou van lezen. Maar ik heb niemand om mij boeken te brengen.

Z: Zal ik even kijken of ik wat boeken of tijdschriften voor u heb op de afdeling?

Dhr is even stil. Wrijft in zijn ogen. Haalt zijn schouders op en zegt dan zachtjes; "doe maar".


Ik voer de controles uit bij dhr.

We zwijgen.

Ik glimlach naar hem.

Hij verbreekt ons vluchtige oogcontact en beweegt zijn hand naar zijn oog.

Als de druppel over zijn vinger rolt, zie ik dat hij weer een traantje heeft weggepinkt.

Ik geef hem weer een kneepje in zijn schouder, zeg dat de controles goed zijn en dat ik de boeken ga pakken.

"Dat is goed" besluit hij.


Ik ben de kamer net uit als ik zie dat hij belt.

Z: Bent u iets vergeten?

KB: Ik bedacht me ineens dat ik u nog niet bedankt heb zuster.

Dus ehm.. bedankt.

Z: Graag gedaan. Dat is aardig van u.


Als ik terugkom met een stapel boeken wordt ik direct geroepen door de Amsterdamse patiënte op bed-D.

MW: Kom eerst effe hier kind en doe het gordijn effe helemaal dicht rondom mijn bed.

Als ik de gordijnen heb gesloten maakt ze een handbeweging dat ik dicht bij haar moet komen om een onderonsje te delen.

Benieuwd naar wat er komt ga ik op mijn hurken naast haar bed zitten.

Voor ik het weet heeft ze mijn voorhoofd gepakt en krijg ik er een dikke kus op.

Mw: Hier meid, jij bent ook maar een mens.

Ze geeft me een knipoog, knikt naar de boeken die ik nog in mijn handen heb en knikt dan naar het bed waar dhr in ligt.

Als ik opsta voel ik een tik op mijn kont.

"hup" zegt ze.

Enigszins overrompeld door de ongetwijfeld liefdevolle bedoelde vrijpostigheid van deze dame, kijk ik mw verbaasd aan.

Ze schiet in de lach om mijn blik en zegt:

Mw: Af en toe heeft iemand een schop onder den hol nodig.

Of een tik op de kont.

Z: "Aha" zeg ik.

Als t er maar één met liefde is.



















67 views0 comments

Recent Posts

See All

Een rare nachtmerrie

Voor de verandering hadden we een keer een rustige nachtdienst; Alle patiënten lagen te slapen, de medicijnen voor de volgende dag waren uitgezet, de afdeling was opgeruimd, de kasten waren aangevuld,

Hoppaaaaaaa!

Het waren mijn laatste weken als leerling in mijn eindstage op een revalidatie afdeling waar ik over mezelf leerde dat ik het motiveren en stimuleren van patiënten één van de mooiste aspecten van dit

Een slechte start

Ik ruik sigarettenrook op de gang. Het lijkt van kamer 30 te komen. De patiënt van die kamer is al eerder betrapt en aangesproken op stiekem roken. Ik verzorg de beste man vandaag voor het eerst en he

bottom of page