Ooit, was ik heel goed in flirten. Nu, weet ik alleen nog hoe je het schrijft.
Hij staat op 25 meter afstand, maar één blik is voldoende om te smelten.
De zijne, kruist de mijne. "Oh God, sta me bij alstublieft, ik vind dit doodeng!".
We staan aan weerszijden van het zebrapad, bij een druk kruispunt midden in het centrum. Het stoplicht is hartstikke rood, net als mijn wangen en we hebben elkaars interesse. Als onze loopsnelheid van hetzelfde kaliber is passeren we elkaar precies op de helft.
Het pad dat hij achterlaat zal ik vervolgen en verkennen en vice versa.
Is dat niet altijd zo met ontmoetingen? Dat je elkaar iets te geven hebt dat nodig is om te groeien? Denk ik, als ik snel mijn blik afwend op zoek naar iets (IETS!) dat het logisch maakt dat het mijn aandacht afleid.
Godzijdank, vind ik voor mijn voeten een uitgekauwde, uitgekotste, felroze aan de straatstenen gekleefde hubbabubba.
Ik bestudeer het als een archeoloog die een nog niet ontdekt bot heeft gevonden.
De aantrekkingskracht tussen de man en mij wordt groter, ik voel zijn ogen branden.
Ik durf niet terug te kijken maar naar de kauwgum blijven kijken is belachelijk. Dus,
ik kijk op de teller; nog 12 seconden...
MIEK! Je hebt nog twaalf seconden om zijn blik te beantwoorden.
Misschien is dit HEM! KIJK!
Nog 9 seconden....
Een vluchtige blik mijnerzijds gaat langs het aantrekkelijke manspersoon en blijft hangen bij de oudere dame met paraplu naast hem. Alsof zijn aandacht mij totaal niet interesseert richt ik mij nu op mijn nagels. Ik haal een hand door mijn haar en doe een tour-de-nonchalance langs mijn schoen, de lucht en dan in hemelsnaam maar weer op de teller.
Nog 3-2-1 go! SHIT!
Mijn hart battled om de snelste, dikste, hardste beat met de tikker van het stoplicht.
Ik win.
MIEK! Zegt mijn hoofd.
Kijk hem aan. NU!
Ik doe het niet.
We lopen in dezelfde tred zie ik vanuit mijn ooghoek en ik voel zijn energie dichterbij komen. Mijn lichaam wordt op dit moment niet door mijn wil gestuurd maar door liefdesshizzles uit het verleden.
Ofthans, mijn beschermende ego heeft hier duidelijk de overhand.
De lul.
Ik weet dat mijn IK sterker is en bedank 'm in vogelvlucht voor de bewaking met het vriendelijke doch dringende verzoek het mij, vanaf hier, zelf te laten doen.
Ik ben verdomme een vrouw van 40.
Ik stuur 'm naar zijn kamer en negeer zijn verongelijkte gesputter. (Het ego is een soort puber, die trekt straks wel weer bij).
Ik moedig mijzelf aan. Een arena vol juichende, losgeslagen voetbalfans bij de eerste wedstrijd na corona, is er niets bij.
You can do it! YES! YOU! CAN! Kijken! Kijken! Kijken!
Ik trek mijn allerstoutse schoenen aan en kijk dapper en zelfverzekerd naar rechts. GOAL!!!!!!
Hij lacht naar me. En ik... wend snel mijn blik af.
Huh?
De puber is uit zijn hok ontsnapt; "hij wil het er nog even over hebben en is het niet met me eens". Resoluut stuur ik hem terug. Ben je bedonderd! Ik ga niet met hem in discussie.
De man en ik raken verder van elkaar verwijderd. Ik voel dat hij omkijkt.
Ik draai mijn hoofd om.
Hij lacht naar me. Ik lach naar hem.
Hij is bij de hubba bubba en doet alsof dat hem interesseert.
Hij vind het ook eng.
Daar blijft het bij.
We liepen dezelfde route en kwamen elkaar tegen op een kruispunt.
Niet om te keren. Maar om verder te gaan.
Comments